De reis verliep voorspoedig (wat een tweetal goede films in het vliegtuig al niet kunnen doen, dat geluk moet je maar hebben). Een tussenstop in Kuala Lumpur (en ik maar denken dat we rechtstreeks op Jakarta zouden vliegen). Maar zoveel kerosine is er niet aan boord, dus moeten wel landen om bij te tanken. Dan, na een probleemloze doorgang bij de douane, op het vliegveld van Jakarta eerst maar eens geld pinnen. Dat was nog even spannend, want pas de vierde automaat deed wat wij wilden: de gleuf openen met Roepia’s. Duidelijk is dus dat niet alle automaten het Cirrus/Maestro protocol accepteren! We worden overigens ook meteen geconfronteerd met de temperatuur: 30 graden en het voelt behoorlijk klam aan allemaal.

Na een veel te duur betaalde taxi (we hadden nog zo gevraagd of hij een meter in de auto had, ja, ja, die had ie, maar dat bleek uiteindelijk gewoon de kilometerteller te zijn…), komen we aan in een zeer luxe maar betaalbaar hotel: 4 sterren voor 40 dollar per nacht. Aan het eind van de vakantie zal blijken dat dit ons duurste hotel in Indonesië is. Op de 17e verdieping maken we nog mooie foto’s van het geweldige uitzicht.

Inmiddels is het al avond geworden en om toch nog wat van de stad te zien, besluiten we een stukje rond het hotel te gaan lopen. Nou, dat is al een ervaring op zich: iedereen kijkt me lachend aan vanwege mijn kale hoofd, dat kennen ze hier niet. Aan de rand van de drukke straat staan allerlei stalletjes met etenswaren, flessen water, beltegoedkaarten en andere primaire zaken. Omdat het verkeer maar voorbij blijft razen, lijkt het ons geen goed idee iets van het eten te proberen vanwege de uitlaatgassen. Bovendien wordt er met primitieve middelen gekookt èn afgewassen (zag je die rat daar wegschieten?). We schrikken eerlijk gezegd behoorlijk van de omstandigheden waaronder mensen hier leven. Je kunt het een cultuurshock noemen.